De emotioneel afwezige moeder

De emotioneel afwezige moeder

De manier waarop de moeder aanwezig is in het leven van een kind heeft veel invloed op hoe het kind de wereld ervaart. Deze manier van ervaren wordt vaak (lees: bijna altijd) meegenomen het volwassen leven in.

Te beginnen bij de eerste periode, de maanden dat een baby groeit en ontwikkelt in de baarmoeder, de geboorte en de periode vlak daarna. Een hele bepalende periode voor hoe het kind de wereld en zichzelf zal gaan ervaren. Alles in meer en mindere mate natuurlijk.

Voor het kind is de moeder de hele wereld, het hele universum. De moeder is alles.

Het kan zijn dat de moeder fysiek wel aanwezig is maar innerlijk eigenlijk met haar aandacht, met een deel van haar ziel, ergens anders is. Dit voelt het kindje direct. Het kan voelen dat het niet goed gaat met mama, dat de moeder er niet helemaal voor het kindje kan zijn en het meest beangstigende voor een kind; het voelt dat de moeder (innerlijk) verdwijnt.

Het kan ook zijn dat de moeder letterlijk afwezig is of dat het kind bijvoorbeeld een periode in een couveuse moet doorbrengen waardoor het niet dicht bij de moeder kan zijn. Wanneer het kindje vlak na de geboorte niet bij de moeder kan zijn, heeft dat een diepe impact op de belevingswereld van het kind. Wanneer het opgevangen wordt door een andere volwassene kan dit de schade wellicht enigszins beperken maar het kindje voelt, proeft, ruikt en weet: dit is niet m’n moeder.  

Het kindje reikt uit, zoekt mama en vindt niemand of voelt een innerlijke afwezigheid.  De uitreikende beweging wordt een terugtrekkende beweging en de beweging naar de ander wordt wellicht na enige tijd zelfs niet meer gemaakt. Iets in het kind sluit zich.

In het verdere leven kan in contact met andere mensen dit trauma getriggerd worden. Vaak is hoe intiemer het contact, hoe groter de angst. En als vanzelf, net als toen, sluit zich iets. Toen was het noodzakelijk om te kunnen overleven. In het volwassen leven niet meer. Maar iedere vezel in het lichaam van de persoon is er nog van overtuigd dat dit wel noodzakelijk is.

Een kind kan de wereld om zich heen als onveilig gaan ervaren en bijvoorbeeld bepaalde angsten ontwikkelen. De moeder was immers de wereld.

Het kan zijn dat het kind diep contact uit de weg gaat, geen contact zoekt of deze onbewust saboteert.  Het heeft geleerd ‘als ik uitreik is daar niemand’ en die pijn wil het kind nooit meer ervaren. Het sluit zich. Het gelooft ‘als ik uitreik verdwijnt de ander, als ik uitreik gaan ze toch weer bij me weg’, het is ervan overtuigd dat er een moment komt dat het toch weer in de steek gelaten zal worden.

Als de moeder na enige tijd wel weer aanwezig kan zijn voor het kind en de veiligheid kan bieden die het nodig heeft, kan het kind gaan ervaren dat mama er wel is. Dat kan zeer helpend en ondersteunend zijn. Maar daarmee is het trauma niet verdwenen, die andere eerste ervaring zit diep in het kind. 

Op den duur, wanneer het kind oog krijgt voor de vader heeft dit natuurlijk ook zijn impact, maar die hele basale beleving van veiligheid is veelal verbonden met de moeder. 

Als een kind vervolgens in het verdere leven meer onveiligheid ervaart is de kans groot dat het de wereld als meer en meer onveilig gaat beleven. Het kind wordt steeds weer bevestigd in een overtuiging die het door de eerdere ervaring(en) kreeg.

Kinderen gaan ervan uit dat iedere andere volwassen is zoals de ouder(s). Kinderen die konden uitreiken naar de ouder(s) en daar veiligheid in hebben ervaren, gaan er blind vanuit dat dit bij iedereen het geval zal zijn. Net zo lang tot ze een keer ervaren dat dit niet zo is. Dan komen ze erachter dat er verschillen zijn tussen de ouders en andere mensen. De één doet het zus en de ander doet het zo. Dit zal geen groot issue voor ze zijn. Overkomt het kind iets in contact met de ander, kan het zich richten op de veilige thuishaven, de ouder(s). Als ze uitreiken dan is daar iemand.

Kinderen die onveilig gehecht zijn kunnen die verschillen minder goed waarnemen. Als vanzelf wordt op ieder ander het hechtingstrauma geprojecteerd. Ze gaan ervan uit dat er altijd een moment kan komen dat de ander verdwijnt, ze in de steek gelaten worden etc. Wanneer de onbetrouwbaarheid niet direct waarneembaar is in de ander kunnen ze hiernaar op zoek gaan bij de betreffende persoon. Bijvoorbeeld door bepaald gedrag te vertonen. Eigenlijk om de persoon te testen. En soms zelfs onbewust afwijzing uit te lokken, zodat ze uiteindelijk kunnen concluderen; ‘zie je wel…’.

Wanneer deze kinderen langzaam maar zeker transformeren tot meer volwassen personen zal het trauma en de impact die het mogelijk heeft daarmee niet verdwenen zijn. Mogelijk kun je er goed mee overweg, maken je overlevingsmechanismes dat je uitstekend kunt functioneren of heb je er oprecht maar weinig last van.

Het kan ook zijn dat je er wel last van hebt en dat je merkt dat je overlevingsmechanismes niet langer helpend zijn.  Je kan merken dat je bang bent voor diep contact, met jezelf, met anderen en met de wereld om je heen. 

Bepaalde werkvormen kunnen helpend zijn om dit stuk in jezelf te transformeren. Een werkvorm die bij jou past.  Bijvoorbeeld familieopstellingen, het lezen van boeken, bepaalde vormen van lichaamswerk of anderszins. Maar wat het met name vraagt is tijd, hier en daar wat moed, bewustzijn en vriendelijkheid richting dat stuk van jezelf.

Nog geen reacties

    Reageer op dit artikel

    Top